Schrijftaal is spreektaal
We willen de tekst graag wat formeler, want onze doelgroep bestaat uit notarissen/artsen/wetenschappers of vul de hoogwaardigheidsbekleder van dienst maar in. Wat formeler betekent: duurdere woorden, langere zinnen, vousvoyeren (u-zeggen), jargon, managementspeak en blabla. Zolang het maar geen jip-en-janneketaal is, want die kinderhelden zijn de hedendaagse schrikdemonen van de dikdoener.
Waar komt toch de opvatting vandaan dat gestudeerde mensen behoefte hebben aan afstandelijke teksten?
Ik denk door de angst om niet serieus genomen te worden als je gewonemensentaal gebruikt in plaats van formeel, ouderwets en stijf vocabulaire. Maar is het echt zo dat je daar een voorkeur voor krijgt als je een paar jaar studeert?
Mark van Bogaert (de onvolprezen schrijver van Met woorden verleiden) heeft het getest. Hij is direct-mailexpert en test alles wat hij in opdracht in grote aantallen aan reclamebrieven de wereld in stuurt. Een brief naar Vlaamse notarissen kreeg aantoonbaar meer respons toen die in ‘gewone’ spreektaal gesteld werd. Waar zit het hem dat in? Iedereen wordt graag aangesproken, direct aangesproken. Vriendelijk, duidelijk, respectvol, passend, bondig, met een grapje op zijn tijd: zes keer ja. Kinderachtig, formeel? Twee keer nee.
Nou ben ik geen dokter. Geen notaris. Geen wetenschapper. Hoe weet ik dan zo zeker dat die drie dat ook willen?
Omdat iedereen aangesproken wil worden in de eigen taal (behalve Engelstaligen die Nederlands willen leren, die doen juist een button op om te voorkomen dat al die hulpvaardige Nederlanders ze in hun moerstaal aanspreken). Dat betekent niet dat je Jip en Janneke hoeft af te stoffen. Tegen mij mag je best af en toe archaïsche woorden gebruiken, literaire woorden, taallingo, socialemediablurbs. Dat hoort niet bij mijn moedertaal, maar in deze tweede talen kan ik goed vooruit. In de nieuwsbrief voor tandartsen die wij maken, schrikken we niet terug voor termen als hypoplasie laterale incisieven. In de nieuwsbrief voor financieel administrateurs leggen we SEPA niet uit. We spreken de taal van de lezer.
Bij ontmoetingen in het dagelijks leven ontstaan zelden aanspreekproblemen. Kinderen spreek je aan met andere woorden dan volwassenen*. Je tandarts anders dan je moeder. Waarom zou dat op papier opeens anders zijn? Schrijven is praten met papier ertussen, zoals Van Bogaert zegt (koop dat boek bij de schrijver zelf!). Dat geldt voor de u/jij-kwestie, dat geldt voor vocabulaire, dat geldt voor de lengte van je zinnen.
Toch is er een uitzondering. Lager opgeleiden willen liever een formele brief van een formeel instituut, zoals een rechtbank. Anders vertrouwen ze het zaakje niet. (E. van der Pool & C. van Wijk (2009) Balanceren tussen begrijpelijkheid en gewenst imago. Tekstblad 15). Uit ander onderzoek, van Louise Cornelis** blijkt dat sommige mensen in de war raken als je ze niet de wollige taal of vorm geeft de ze verwachten. Maar hé, dat zijn de uitzonderingen. Praat met de ander. Doe normaal!
*: Mag ik een voetnoot wijden aan een persoonlijke hangup? Zeg in godsnaam tegen je kinderen niet heb je ‘au’, maar pijn, zeg niet kom ‘bij mammie’, maar ‘bij mij‘. Hoe moeten kinderen in vredesnaam fatsoendelijk leren praten als ze niet het goede voorbeeld krijgen? Maar dit terzijde.
**: Louise hielp om beide onderzoeken, die ik me vaag herinnerde, boven tafel te krijgen. Dank Louise!
“Hoe moeten kinderen in vredesnaam fatsoendelijk leren praten als ze niet het goede voorbeeld krijgen?”
En toch lukt het ze steeds weer, al eeuwen lang en in 100en landen.
Helemaal eens met Carola Janssen.
Toch is het niet altijd eenvoudig te schrijven wat je zegt:
http://bit.ly/GzzwQT