Mooischrijven? Geef mij maar gewonemensentaal!
Tijd voor een bekentenis.
Ik ben begonnen als mooischrijver.
Als ik in mijn pen klom (‘schrijven’ zou al te prozaïsch geklonken hebben) vloeiden er volzinnen uit. Ik gebruikte prachtige woorden die bijna niemand meer kent, zoals zwerk en zoelte. Ik schreef zo veel mogelijk beeldend en zintuigelijk omdat ik dat zo geleerd dacht te hebben op de Academie voor Journalistiek en Voorlichting. Zo zou ik nooit op een fiets gereden hebben, maar op een zwarte omafiets gesprongen zijn met een rammelend hangslot, al deden die details er voor het verhaal helemaal niet toe. Ik zocht naar originele metaforen voor mijn boodschap als ware het een kostbaar sieraad in de opruimingsbak van de H&M.
Graag zou ik hier wat citeren uit mijn bloemrijk proza uit die tijd, maar ik heb alle oude stukken bij mijn laatste verhuizing weggegooid. De schaamte zat diep. Hoe had ik kunnen denken dat zulke taal effectief zou zijn? Dacht ik literator te zijn in plaats van eerbaar tekstschrijver? Meende ik dat mensen me serieuzer zouden nemen als ik dure woorden gebruikte? Het was misschien lang geleden dat ik zo schreef, maar met deze jeugdzonden wilde ik niet meer geconfronteerd worden.
Ik was liefst helemaal vergeten dat ik zo schreef, maar ik kwam een blog tegen van een collega-tekstschrijver die mooischrijven tot persoonlijke stijl verheven had. En ik was in één klap terug bij hoe ik als twintigjarige trots mijn eerste pennenvruchtjes naar opdrachtgevers stuurde.
Maar smaak ontwikkelt zich. Van fabrieksbrood naar zelfgebakken zuurdesemboules. Van macaroni met ketchup naar pasta puttanesca. Op weg van het een naar het ander kun je doorslaan en liflafjes als het summum gaan beschouwen. Denken dat Himalayazout verschil maakt, bouillon van blokjes inferieur is. Maar eenmaal oud en wijs en fijnproever weet je dat het daar niet om gaat.
Het moet smaken. En wat smaakt hangt samen met de kwaliteit van de ingrediënten, en met het moment, met het doel. Tijdens je vakantiewandeling boven op een alp wil je een dubbele boterham. Aan tafel met je schatje ligt een knapperig stukje stokbrood meer voor de hand.
Ik hou nog steeds van mooie woorden(en van lekker eten). Ik hou van schrijvers die taal naar hun hand zetten. Maar webteksten zijn gebruiksteksten, werk-teksten. Online wil ik geen taal verrijkt met crème fraîche, brunoise gesneden zinnetjes of gefarceerde alinea’s. Doe mij dan maar die stevige boterham met gewonemensentaal. Voedzaam, smakelijk en gezond.
Overigens en ter relativering: de tekstschrijver die mij terugwierp in de tijd heeft op LinkedIn ruim twee keer zoveel volgers als ik. Dat zegt niet alles, maar er zijn in ieder geval volksstammen die zijn tone of voice beter of mooier vinden dan die aardse, spreektalige van Kiezel. Er zijn opdrachtgevers die onze taal te gewoontjes vinden. En dat is prima. Ook smaken tekstschrijvers verschillen.
Mooi!
Professionaliteit in je vakgebied is niet af te meten aan het aantal volgers. Het is wel een indicatie of je een pro bent in reclame maken voor jezelf.
Spijker op zijn kop Kiezeltje!
Goed artikel en helemaal mee eens. Duidelijke taal die de boodschap goed overbrengt dient centraal te staan. Het gebruik van te veel ‘fancy’ woorden kan de boodschap juist ontkrachten en de lezer gedesillusioneerd achterlaten.