Het verschil tussen show en tell
Waaraan zie je dat?
Die vraag stelde ik afgelopen week talloze keren aan mijn studenten op de Hogeschool Journalistiek (waar ik gastdocent ben) en ook: gebruik woorden, geen gebarentaal.
In die colleges had ik ze de Worldpress Photo van 2013 laten zien. Wat zie je, had ik ze gevraagd.
Ik zie bedroefde moslims, hoorde ik sommigen antwoorden. Of: een woedende menigte.
Met mijn vraag dwong ik ze te formuleren wat ze precies waarnamen.
Waaraan zie je dat het moslims zijn? Waaraan zie je dat ze boos zijn?
Nou, gewoon… was het antwoord in veel gevallen. Ze doen zo […] met hun wenkbrauwen.
Hoe doen ze met hun wenkbrauwen? Gebruik tekst! Jullie zijn journalist in spe! Meesters van het woord! Kom op! (Ik ben heel streng als juf. Verrassend, hè?)
Wat zie je?, vroeg ik ook over dit fragment waarin Man Bijt Hond rapper Sjors portretteerde.
Een burgerlijk huisje!
Waaraan zie je dat?
Een zwakbegaafde, kinderlijke man.
Waaraan zie je dat?
Een gesloten, verlegen jongen die ervan overtuigd is dat ie goed kan rappen.
Waaraan zie je dat?
Gek werden ze van me. Denk ik. Maar dat kon me niks schelen, há! Ik wilde dat ze woorden gebruikten voor wat ze zagen en hun gevolgtrekkingen even voor zich hielden. Want als je goed observeert en woorden vindt voor wat je ziet, precies en creatief formuleert, dan mag de lezer zijn eigen conclusies trekken.
Hij heeft een babyblauwe slaapkamer met een zebraprintsprei, zei er een.
Hij beweegt als een duif, zei een ander.
Ja, ja, ja, riep ik enthousiast. Dat was nou eens concreet gezegd. Ik zie Sjors voor me. Er wordt me niet gezegd wie of hoe hij is, ik mag dat afleiden uit de omschrijving. Ik mag mijn eigen verbeelding laten spreken. Zo wordt tekst spannend en overtuigend.
Show, don’t tell is niet alleen functioneel in journalistieke teksten of in literaire teksten, maar net zo goed in wervende teksten op je website bijvoorbeeld. Als kritische lezer komt ik liever tot mijn eigen slotsom dan dat ik die door de strot geduwd krijg.
JA, wij werden ook gek van u. Helemaal triest dat u de ‘GRAS’ opdracht niet benoemd, het enige hoogtepuntje van heel deze les.
Hahaha, dat doet me deugd, Huub. Gelukkig ben je nu van me af: er zijn twee docenten aangenomen die mijn rol overnemen vanaf deze week. Hoewel, misschien moet ik nog even aanblijven om je bijles te geven in de d’tjes en de t’tjes… 😉
1-0 voor Carola Janssen
D, T en DT is niet zo moeilijk als je het maar begrijpelijk uitlegt. http://levenslangleren.be/taal.php/werkwoorden_vervoegen_de_dt_regel
Dat zijn inderdaad vaak de beste en prettigste stukken om te lezen, als de schrijver het trekken van conclusies aan de lezer overlaat. Geen vooringenomen verhalen, maar een open beschrijving waar je zelf een beeld bij kunt bedenken. Misschien vallen films van boeken daarom ook zo vaak tegen als je eerst het boek gelezen hebt!