Een sprinter is een stoptrein

Een sprinter is een stoptrein - de sturende kracht van taalNog niet zo lang geleden was ik in Den Haag bij de Chinese ambassade voor een visum voor mijn zoon. Hij was er al eerder met zijn vader geweest, maar bleek een uitnodigingsbrief van zijn Chinese gastheer nodig te hebben. Afijn, ik wil er verder geen woorden aan vuil maken behalve dat deze vijf uur durende administratieve hel culmineerde in het moment dat ik de receptionist vroeg of er ook toiletten waren.

‘Ja hoor’, zei hij.

Ik had hem bijna aan zijn vettige oortjes over de balie getrokken en hem allerlei toegevoegd, maar, beschaafde dame die ik ben, schonk ik hem een boerenkiespijnlachje en wachtte geduldig tot hij zich verwaardigde mij met een knikje naar de hal te verwijzen.

Taal letterlijk nemen is een naar, nerdy trekje waar je mij razend mee krijgt. Alles aan taal is nu eenmaal symbolisch, metaforisch, vol bedoeling en betekenis, nooit losstaand of vaststaand, altijd in beweging en in verbinding met wat er voor en na en – vergeet vooral niet – onder ligt. Dat is ook het mooie aan mijn vak, het maakt werken met tekst behalve ambachtelijk ook creatief. Je fluistert je luisteraar of lezer een bepaalde kant op, zonder dat die zich geduwd voelt.

Wie van kennis hierover zijn beroep heeft gemaakt, is Ronny Boogaart, docent en onderzoeker bij de opleidingen Nederlands en Taalwetenschap aan de Universiteit Leiden. In zijn boekje Een sprinter is een stoptrein zonder wc schrijft hij over de sturende kracht van taal. Het voorbeeld waarmee ik dit artikel opende had zo in deel 1 van het boek, Betekenis en bedoeling, gekund. En de kern van dergelijke problemen is, weet ik nu, coöperatie. Of non-coöperatie. Het gaat om de stilzwijgende afspraak dat iedere spreker zijn best doet om begrepen te worden en dat iedere luisteraar zijn best doet om de bedoeling van de spreker te begrijpen. Behalve bij romanciers en  grappenmakers natuurlijk. En dat laatste was mijn receptionist. Vond hij vooral zelf.

Een sprinter is een stoptrein heb ik in één marathonsessie uitgelezen. Het hele boek door komt Boogaart met voorbeelden die je ‘o ja’ doen denken, ‘inderdaad, die mensen ken ik die dat zeggen’. Of,’o ja, dat doe ik ook’… Boogaart noemt zichzelf de Paulien Cornelisse voor gevorderden. Sommige dingen waren mij ook al eens opgevallen, maar een onderzoeker rust niet tot-ie weet waarom het is zoals het is. Dat is fijn, vooral omdat het boek nergens te wetenschappelijk of abstract wordt. Het is lekker geschreven, smakelijk, met kennis van zaken en een prettig soort ironische ondertoon.

Wat ik boeiend vond en verrassend was de sturende kracht van grammaticale constructies. Zoals met ‘Je bent zelf een x’, wat Boogaart een scheldconstructie noemt. Wat je ook invult, het is nooit positief bedoeld. Hij geeft als voorbeeld: ‘je bent zelf een aangepaste dienstregeling!’

Iets soortgelijks is de constructie ‘met je x’. Hij schrijft:

De constructie stúúrt altijd, in positieve of negatieve richting. Neutraal is-ie nooit. Dat wordt wel heel leuk duidelijk gemaakt door Mike Boddé in zijn ‘gezellige potpourri over Rotterdam’. Daarin verwacht je op de plek van ‘x’ allerlei interessante of mooie dingen die je in Rotterdam kunt vinden, maar Boddé komt voor Rotterdam niet verder dan:

Rotterdam, met je huizen
Rotterdam, met je stoep
Rotterdam, met je kruispunten
Rotterdam, met je vluchtheuvels.

Stomme Boddé, denk ik dan, met je Rotterdamhaat, maar het is verder een aansprekend voorbeeld moet ik toegeven.

Veel plezier beleefde ik aan hoofdstuk 11, ‘Toen ik je zag’: de kracht van losse bijzinnen. Het gaat over bijzinnen die voorkomen als zelfstandige constructie, met een eigen betekenis. Ze zijn zo zelfstandig dat je de hoofdzin helemaal niet mist. Iets wat ik me niet eerder realiseerde.Voorbeelden?

Dat je dat durft!
Wie dat niet leuk vindt!

Maar ook hoofdstuk 13, De paradox van Cruijff: ontkennen is bevestigen, biedt eye-openers. Een soort ‘guilty by association’ – een beetje ingewikkeld om in een blog als dit uit te leggen. Maar ach, het hele boekje is de moeite waard. Het enige mindere hoofdstuk is dat waarin Boogaart uitlegt op welke manier Vlamingen de zegswijze ‘wel niet’ anders inzetten dan Nederlanders. Dat verschil is er, maar het is niet veel meer dan dat: een verschil. Laat dat je er niet van weerhouden het boek te lezen als je net zo’n nare taalnerd bent als ik. Het kost nog geen tientje. Een tientje welbesteed.


Een sprinter is een stoptrein zonder wc – De sturende kracht van taal
Ronny Boogaart
AUP, € 9, 95
ISBN 9789089648952

0 antwoorden

Laat een reactie achter

Meepraten?
We horen graag wat je ervan vindt!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.